Start met een lussenrij die bijna even lang is als de lengte van de doos, d.w.z. een lus of twee minder. Je gaat eerst de oppervlakte haken en dan rondom naar beneden de zijkanten haken.
Haak vervolgens rijtjes van vasten tot je aan de helft van het oppervlak bent gekomen. Tel het aantal steken op de rij en verdeel ze in drie. Haak één derde van die rij met vasten, haak vervolgens een derde allemaal lussen en haak verder door evenveel steken open te laten als het aantal lussen dat je hebt gehaakt; en dan nog eens een derde met vasten (zodat er een opening ontstaat in het midden).
Bijvoorbeeld:
De lengte van de doos is 21 vasten. Haak dan 7 vasten, daarna 7 lussen, laat 7 steken open en haak nog eens 7 vasten.
Als je een aantal vasten hebt op één rij dat niet deelbaar is door drie. Dan haak je voor het begin en einde evenveel steken en maak je de opening groter of kleiner door één lus meer of één lus minder te haken.
Bijvoorbeeld:
Een rij van 20 steken wordt dan: 7+6+7
Een rij van 22 steken wordt dan: 7+8+7
Haak rijen van vasten verder tot het hele oppervlak gehaakt is. Stop niet, maar haak nu langs de omtrek allemaal vasten en van dan af aan altijd maar vasten haken zonder te stoppen, tot je alle zijkanten tot onder aan de doos hebt gehaakt.
Pas regelmatig je werkje rond de doos. Zie schema hieronder.