Dit kan je maken met kleine restjes wol.
Eerst maak je de twee rode bolletjes en daarna de blaadjes.
Een rood kersje:
Haak 3 lussen, en sluit de laatste vast aan de eerste lus. (hou je loshangende draad aan de binnenkant).
Haak daarin zes vasten.
Op de ronde vasten, haak je telkens twee vasten per steek.
De volgende ronde: allemaal vasten. (dat zijn er twaalf).
En nu verminder je: telkens twee steken samen haken zodat je terug aan zes steken zit.
Daarna een rondje vasten.
En daarna weer een rondje verminderen.
Knip de draad af. Knoop de twee draden eens aan elkaar en bepaal zo de vorm van het bolletje. En naai nu de draden naar binnen en knip af onderaan het bolletje.
Maak nog zo'n bolletje.
En nu de groene blaadjes:
Maak een lus rond uw haakpen.
Steek uw pen door twee rode steekjes bovenaan het bolletje.
Trek uw groene draad door de rode steekjes en het groene lusje, in één keer.
Haak nu tien lussen.
Keer terug en haak
een halve vaste, een vaste, drie verlengde vasten, een vaste en een halve vaste.
Haak nu zeven lussen.
Keer terug met een halve vaste, een vaste, drie verlengde vasten en een halve vaste in hetzelfde gaatje als de laatste halve vaste van uw eerste blaadje. (Onthou: haken is geen wetenschap, ik vertel alleen maar hoe ik het gedaan heb, en zit je ernaast, awel dan zit je ernaast, ... zijn het langere steeltjes of zitten de blaadjes niet helemaal symmetrisch, dat geeft allemaal niet zo, echte kersjes zijn ook niet allemaal hetzelfde, weet je...)
Oké, waar was ik?
Haak nu nog eens twee of drie lussen en steek uw pen nu door het andere rode bolletje.
Trek terug uw groene draad door het kersje en meteen ook door uw groene lusje.
En nu dit nog:
Knip de draad.
Naai de twee groene draden tot in het midden van de blaadjes, twee knoopjes maken en de twee draden innaaien in een blaadje.
Alles bij elkaar misschien een kwartiertje werk.
Nu kan je dit op een muts of sjaal vastnaaien of met een veiligheidspeld ergens aan vast maken.